Zoete Wraak

‘Zoete Wraak’ is het verhaal waarmee Margriet du Maine de negende plaats bemachtigde bij de Harland Awards van 2021. Dit verhaal staat los van haar boek ‘Verboden Kleuren’.

Zoete wraak 

Het nieuwe huis was oud. Oud, versleten en te klein, net zoals haar winterjas. Het behang op haar nieuwe slaapkamer was geel en liet los aan de randen. De verf op de kozijnen bladderde en er groeide mos tegen de rand van het enkelglazig venster. Anna zat in het midden van de kamer en pulkte aan een ontrafelde draad van het tapijt. Ze hoorde de stemmen beneden. Ruzie. Haar ouders hadden altijd ruzie. Qua geluid was er geen verschil met het vorige huis. Er was ruzie of er was stilte. En stilte was soms nog erger dan ruzie. De stilte dreigde en je wist nooit waardoor de stilte verbroken zou worden, maar wel dat het zou uitlopen op ruzie.
‘Je moet niet zo hard duwen! Je duwt me plat!’ riep haar moeder.
‘Als ik nu loslaat dan dondert dat matras weer naar beneden!’ riep haar vader terug.
‘Auw, ik zit klem. Eikel, ik zei toch dat je niet zo hard moest duwen!’
‘Ach flikker toch op, dat ding moet toch op een manier naar boven!’
‘Nou dan regelen ze het zelf maar!’
Een ritmisch bonzen op de trap, een vloekende vader die riep dat hij er klaar mee was en toen stilte.
Anna wachtte. Het duurde niet lang, want er was geen bier. Haar vader schold, haar moeder jammerde waaruit Anna opmaakte dat hij haar had geslagen, vervolgens sloeg de voordeur met een klap dicht en was het weer stil. Voorzichtig stond Anna op en sloop op haar sokken naar de kamer aan de andere kant van de overloop.
‘Sam?’
‘Ik ben hier,’ klonk het vanonder een stapel dekens.
Anna stapte over een berg met kleding om bij de stapel dekens te komen. Ze trok de dekens één voor één opzij en vond daaronder haar kleine zusje.
‘Wat doe je daar?’
‘Ik zocht Snuf,’ antwoordde Sam, ze hield haar knuffelkonijn stevig tegen zich aangeklemd. ‘Wil je voorlezen?’
‘Blijf maar even hier, het boek ligt beneden.’ Anna verliet de slaapkamer van hun ouders. Bovenaan de trap bleef ze staan. Welke trede zou kraken? In het vorige huis wist ze precies welke trede ze over moest slaan. Zo voorzichtig mogelijk zette ze haar voeten op de treden. Ze kraakten allemaal.
‘Anna?’ klonk het uit de keuken.
‘Ja?’
‘Kom eens hier.’
Anna gehoorzaamde. In de keuken bleef ze staan. Ze voelde de kou van de bruine tegelvloer door haar sokken heen. Haar moeder zat aan de keukentafel, ze hield een natte doek tegen haar wang. ‘Je moet zelf jullie matras naar boven brengen.’
‘Maar hoe dan?’ stamelde Anna.
Pia haalde haar schouders op. ‘Weet ik veel. Het is ons ook gelukt met ons eigen matras en die is groter dan die van jullie, dus…’ ze maakte haar zin niet af.
Anna slikte.
Met een wuivend gebaar zond Pia haar de keuken uit. ‘Voordat je vader thuiskomt.’
Anna draaide zich om en beende met grote stappen weg. ‘Tuurlijk,’ mopperde ze.
Onderaan de trap lag het matras. Met haar handen in haar zij bekeek ze het ding. Als ze hem eerst eens een stukje op de eerste trede zou leggen, zou ze hem dan helemaal naar boven kunnen duwen? Maar wat moest ze dan met die draai. De trap liep niet recht. Het ding moest op zijn zij.
Anna duwde en trok uit alle macht, net zo lang tot het matras op zijn zij stond, even dreigde hij bovenop haar te vallen, maar hij bleef staan. Ze hees de punt op de onderste trede. Dat was al iets. Ze duwde, maar dat werkte niet, het matras bleef steken op de tweede trede.
Anna ging op de trap zitten, met haar benen aan weerszijde en trok. Trede voor trede trok ze het matras omhoog. Net zolang tot het zweet over haar rug liep en haar vingers verkrampten van het gewicht wat ze omhoog moesten trekken. Net zolang tot het matras boven was en met een plof op het grauwe tapijt van haar slaapkamer neerkwam. Nu ze zover gekomen was, wilde ze het ook afmaken. In de slaapkamer van haar ouders zocht ze naar beddengoed en vond daar Sam slapend op de stapel dekens. Ze bedacht zich, het bed opmaken kon straks ook nog, en ze ging naast haar zusje op de grond zitten met haar rug tegen de koude verwarming.

‘Pizza!’ riep Pia.
Anna maakte Sam wakker. ‘Kom, er is pizza.’
Met zijn drieën zaten ze zwijgend aan tafel. Nog voor de eerste hap was genomen, kwam Ronald de keuken binnenstappen. Hij schommelde op zijn voeten en hij rook naar drank, maar hij lachte. ‘Ik heb meteen al een klus! Een of andere gozer in het café kan wel een chauffeur gebruiken.’
‘Dat is fijn voor je papa,’ zei Anna toen Pia geen reactie gaf.
Lachend zette hij een sixpack Heineken op tafel en ging zitten.
Hij heeft werk, hij heeft bier en zijn pizza is nog warm, dacht Anna en dus zei ze: ‘Ik heb zelf ons matras naar boven gebracht.’
Ronald keek haar aan met een grijns. ‘Goed zo.’
De trotse glimlach op Anna’s gezicht verdween als sneeuw voor de zon toen hij eraan toevoegde: ‘Was je moeder maar zo’n doorzetter, dan hadden we niet hoeven te verhuizen.’
De blik van Pia sneed als een mes. Anna voelde het bloed naar haar wangen trekken en keek vlug naar het tafelblad. Ze had het weer gedaan. Waarom moest ze toch altijd haar mond opentrekken!
Het bleef stil. Dreigend stil. Deze zou ze nog gaan voelen, maar niet nu. Nee, niet in bijzijn van haar vader. Deze zou ze voelen als ze straks boven was en Pia haar kon kleineren zonder het gevaar belachelijk te worden gemaakt door Ronald. Maar dat gebeurde niet, nou ja, niet op de manier waarop Anna het verwachtte. Want toen Anna en Sam eenmaal boven waren om hun pyjama aan te trekken en Pia naar boven was gekomen om dat te controleren, deed Sam iets zeer onverstandigs. Sam klaagde over het nieuwe huis.
‘Ik vind het hier eng,’ zei ze.
‘Je mag blij zijn dat je nog een dak boven je hoofd hebt!’ tierde Pia. ‘Ondankbaar wicht!’ Haar hand ging de lucht in en net voordat haar palm Sam zou raken, sprong Anna ertussen en incasseerde.
Ze incasseerde de woede en de teleurstelling van haar moeder die ze anders op haar zusje had losgelaten. Totdat haar moeder zich machtig en bevredigd voelde en naar beneden ging, waarna een beurse Anna zich met Sam op hun matras nestelde en in slaap viel.

Het regende al dagen en de vochtplek op het plafond was groter geworden. Het hele huis rook muf. Anna was het zat. Ze besloot dat regen minder erg was dan binnen zitten en trok haar jas aan. Ze slenterde wat door de overwoekerde tuin tot ze bij de schutting kwam die het einde van de tuin markeerde. Aan de andere kant van de scheefgezakte schutting stond een boom. Een treurige, dode boom die met zijn kromme takken perfect in een griezelfilm zou passen. Anna duwde een loshangende plank opzij en kroop door het gat in de schutting. De boom stond in een plantsoen. Niet erg groot en net zo slecht onderhouden als de tuin. Het was omheind door schuttingen van andere huizen en grensde aan een brandgang.
Anna liep om de boom heen. Vanaf de andere kant leek het alsof de boom een gezicht had met een hele grote mond en twee knoesten als ogen. Anna plaatste haar handen op de rand van het gapende gat en trok zichzelf iets omhoog om in de zogenaamde mond van de boom te kunnen kijken. Er was behoorlijk veel ruimte, zoveel ruimte zelfs dat Anna dacht dat ze er misschien wel in zou passen. Met haar voeten zocht ze steun tegen de natte bast en klom in het gat. Het paste. Er was een plateau bedekt met bladeren, maar daarboven was de boom hol tot aan de kruin. Ze kon erin staan. Boven zich zag ze de donkere regenwolken tussen de dikke takken door. Aan de achterkant van de boom zat een gat waardoor ze precies over de schutting heen, haar huis kon zien. Er brandde licht in de woonkamer. Ze zag haar moeder wild met haar handen zwaaien en haar vader stond met een rood hoofd te schreeuwen. Maar ze hoorde ze niet. En de stilte, de stilte was heerlijk. Niet dreigend of drukkend, niet onheilspellend, maar prettig. Ze ging zitten in de boom en luisterde naar het tikken van de regen op de daken van de schuurtjes, de planten en de aarde. Ze kwam er pas uit toen ze honger had.

Ze kwam er vaak. Wanneer Sam rustig boven zat te spelen of bij een vriendinnetje van school was, dan verliet Anna het huis. ‘Ik ben buiten,’ zei ze dan, wat al meer uitleg was dan nodig. Haar ouders vroegen nooit waar ze heen ging.
Anna had de donkere bast van haar schuilplaats versierd met stoepkrijt en had een kussentje meegenomen om op te zitten. Soms nam ze ook een boek mee of een schetsblok, maar vaak zat ze daar alleen maar en luisterde naar de stilte. Af en toe gluurde ze door het gat om te kijken wat haar ouders deden. Soms maakten ze ruzie, en soms was haar vader in de schuur aan het sleutelen aan zijn oude motor en zat haar moeder binnen tv te kijken. Dan wist ze dat het veilig was om naar huis te gaan.
‘Je bent hier altijd welkom,’ zei de boom.
‘Dank je wel, tot de volgende keer,’ zei Anna dan wanneer ze weer uit zijn mond kroop. 

‘De jongens op school schoppen tegen mijn schenen. Ze doen alsof het per ongeluk gaat. Maar drie keer per dag is niet per ongeluk. En de meisjes giechelen achter mijn rug en praten niet met me,’ Anna trok aan de mouw van haar jas om haar pols te bedekken, maar het had geen zin. De mouw was te kort. Ze huiverde en stak haar handen dan maar in haar zakken om ze warm te houden.
‘Mensen kunnen erg gemeen zijn,’ zei de boom.
Anna knikte. ‘Sam heeft gelukkig wel vriendinnetjes. Voor kleuters is dat makkelijker, die geven er niet zoveel om als er gaten in je kleren zitten.’
‘Je hebt mij toch?’
Anna legde haar hoofd tegen de bast. ‘Dat is waar.’
Met gesloten ogen luisterde ze naar het ruisen van de wind. Toen ze haar ogen weer opende, schemerde het. Geschrokken schoot ze overeind. ‘Ik moet gaan!’ Haastig klom ze uit de boom. Door de beweging voelde ze ineens het warme bloed door haar lijf en besefte ze dat ze het koud had. Ze struikelde bijna over de drempel toen ze de keuken binnenstormde.
‘Waar zat je?’ riep haar moeder.
Anna antwoordde niet, het was dan ook geen vraag waar Pia echt antwoord op verwachtte.
‘Sam moet nog eten en dan naar bed. Ik weet niet hoe laat ik thuis ben. Je vader heeft een klus dus die is er morgenochtend weer.’ Pia perste haar telefoon in de achterzak van haar veel te strakke jeans en ratelde door: ‘Morgen zachtjes doen dus. Jij brengt Sam naar school en eet niet al het brood op, wij willen ook nog wat.’
Anna knikte.
Er werd getoeterd. Pia beende naar de voordeur, terwijl ze haar jas aantrok. Ze griste haar tas van het kastje waardoor een modelvrachtwagen er vanaf kletterde. Zonder om te kijken trok ze de deur achter zich dicht.
Anna liep aarzelend naar het vrachtwagentje. ‘Laat hem nog heel zijn,’ prevelde ze. Hij lag in drie stukken op de grond. Ze pakte de stukken op en bekeek ze. Gebroken en gedeukt, ze kon dit in geen mogelijkheid nog fatsoenlijk repareren. Ze zette de stukken zo goed als dat ging in hun juiste positie op de kast tussen de rest van de vrachtwagenverzameling, hopend dat hij het voorlopig niet zou zien.   
Zuchtend ging Anna naar de koelkast, haar schoenen kleefden aan de keukenvloer. Er was een blikje knakworsten en een halve appeltaart van de jumbo. In de kast vond ze nog een paar boterhammen, maar die kon ze beter laten liggen voor het ontbijt. Ze warmde de knakworstjes op en bracht ze naar de bank waarop Sam naar de tv zat te kijken.
‘Alsjeblieft.’
Sam haalde het oor van haar knuffelkonijn uit haar mond. ‘Waar was je Anna?’ vroeg ze.
Geërgerd en met het bord met knakworstjes nog in haar hand keek ze naar Sam. Maar toen zag ze het opgedroogde bloed onder de neus van haar zusje. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Het was een ongelukje. Mama was niet echt boos. Maar ik had cola geknoeid. En toen was alles plakkerig. Ik wilde het wel opruimen, echt hoor. Maar mama duwde me opzij en toen botste ik tegen de muur. Dat was ook per ongeluk, zei ze’
Anna zette het bord op de grond en trok Sam tegen zich aan. ‘Sorry dat ik er niet was.’
‘Sorry dat ik knoeide.’
Anna aaide Sam over haar haren. ‘Dat geeft niet, ik maakt het straks wel schoon. Wil je hierna nog appeltaart?’
Sam knikte.
Na het eten en de afwas, bracht Anna Sam naar boven. Ze zette de radio heel hard aan en zong samen liedjes onder de douche. Daarna stopte ze Sam in bed.
Sam gaf Snuf een kus en gaapte. ‘Kom jij ook slapen, Anna?’
Anna schudde haar hoofd.
‘Blijf je dan wel bij me?’
‘Okay.’ Anna pakte een boek en ging naast Sam op het matras zitten. ‘Wel gaan slapen dan!’
Sam sloot meteen haar ogen. Met één handje op Anna’s buik en de ander om Snuf geklemd viel ze in slaap.
Anna legde het boek opzij en staarde naar het raam. Ondanks de spiegeling van de lamp in de slaapkamer, kon ze nog net de zwarte takken van de boom in het plantsoen zien.

‘Het was een DAF 2800 uit de Dakar serie!’
‘Ik heb het niet gedaan!’
‘Lieg niet!’
Zijn knokkels botsten tegen haar ribben en ze hapte naar adem.
Ronald hief zijn vuist tot net voor haar kin. Anna kon zijn adem ruiken. Bier en sigaretten. ‘Geef het toe of je wenst dat je nooit geboren was.’
‘Ik heb het niet gedaan. Mama was het,’ piepte Anna.
‘Ja, schuif het maar op je moeder af. Hij heeft me vijftig euro gekost Anna!”
‘Echt. Mama deed het. Hij viel toen ze haar tas pakte en de deur uitging.’
Ronald hield zijn hand stevig om haar schouder geklemd en keek opzij naar Pia.
‘Ze liegt,’ reageerde Pia uiterst kalm ‘Ik ben de hele avond thuis gebleven.’
‘Nee, ik…’
De klap tegen haar kaak maakte haar duizelig.
Toen liet hij los en liep bij haar vandaan.
Anna wreef over haar pijnlijke kaak.
Ronald kwam terug en wierp haar jas naar haar toe. ‘Eruit. Ik wil je voorlopig niet meer zien.’
Geen haar op haar hoofd die er nu nog over nadacht om te protesteren. Ze deed haar jas aan en in drie stappen stond ze buiten. De wind blies koud in haar gezicht, het voelde aangenaam tegen haar warme kaak.

‘Hoe lang zou ik weg moeten blijven?’
‘Breng hem naar mij en ik laat hem verdwijnen.’
‘Verdwijnen? Hoe dan?’
‘Ik eet hem op. Niemand die hem nog vindt.’
Anna grinnikte.
‘Ik meen het,’ zei de boom.
Anna zuchtte. ‘Was het maar zo simpel.’ 

‘Anna!’ Ronalds stem echode tussen de huizen.
Anna maakte zich klein. Het was al donker en ijskoud. Haar adem maakte wolkjes en haar vingers voelden als ijslolly’s.
‘Ik heb haar wel eens tussen de schutting door zien kruipen,’ zei Pia.
Anna slikte en sloot haar ogen.
Met luid gekraak trok Ronald de planken van de schutting los. ‘Anna, kom tevoorschijn!’ Zijn zware voetstappen dreunden om de boom heen. ‘Waar zit ze nou?’
‘Daar zit ze!’ schreeuwde Pia.
Anna probeerde zich nog kleiner te maken en verstopte haar gezicht tussen haar knieën. Een grote hand graaide in de holte van de boom. Ronald greep eerst haar kraag en kreeg toen een pluk haar te pakken. Aan haar haren trok hij haar naar buiten.
‘Auw,’ gilde Anna.
‘Dus hier zit je steeds!’ brieste Ronald. ‘Door jou komen we te laat!’
Op dat moment herinnerde Anna zich weer dat ze moest oppassen die avond. Dat haar ouders een klus hadden. ‘Sorry,’ fluisterde ze.
‘Sorry?’ Ronald smeet haar tegen de grond. ‘Pia, haal de bijl! Ik zal haar leren zich ooit nog te verstoppen of te laat te komen!’
Anna’s ogen werden groot. Ze krabbelde overeind en greep haar vader aan zijn been. ‘Nee, alsjeblieft, niet doen.’
‘Daar hebben we geen tijd voor,’ bracht Pia in.
Anna had nooit verwacht dat haar moeder haar redding zou kunnen zijn.
Ronald trapte met zijn been zodat Anna losliet. ‘Morgen hak ik die boom om!’
‘Waarom at je hem niet op?’ vroeg Anna zacht toen haar ouders weg waren.
‘Dat doe ik alleen als jij dat echt wil.’ 

Huilend stond Anna toe te kijken hoe Ronald de volgende dag de daad bij zijn woord voegde. Met krachtige slagen kliefde de bijl door de bast. De zwarte splinters vlogen om hun oren.
‘Stop, papa stop. Ik beloof dat ik voortaan op tijd zal zijn.’
‘Dat is je geraden,’ bromde Ronald, maar hakte ondertussen gewoon door.
Bij elke hap die de bijl uit de bast nam ging er een rilling over Anna’s rug. ‘Doe dan toch iets!’ riep ze.
De oude boom kreunde. Een dikke tak trilde bij iedere slag. Hij zwiepte gevaarlijk heen en weer.
Ronald wiste het zweet van zijn voorhoofd en keek omhoog.
Luid krakend brak de tak en trof Ronald recht op zijn hoofd. Het bloed gutste tussen zijn vingers door toen hij zijn handen naar zijn voorhoofd bracht en de bijl daarbij op de grond liet vallen.
Ronald vloekte en vluchtte naar binnen.
Snikkend omhelsde Anna de boom. ‘Dank je wel.’
‘Zijn bloed smaakt zoet.’
‘Het spijt me.’
‘Ik ben toch al dood.’
Anna veegde de tranen van haar wangen en klom in zijn mond. Ze keek door het gat in de bast naar het huis. Ronald zat aan de keukentafel met een bebloede handdoek tegen zijn hoofd gedrukt, terwijl Pia heen en weer ijsbeerde met haar telefoon aan haar oor.
Sam kwam de keuken binnen. Ze legde haar hand op Ronalds onderarm en keek hem bezorgd aan. De arm kwam omhoog. Met een zwaai duwde Ronald het meisje van zich af. Ze smakte met haar hoofd tegen de rand van het aanrecht, kaatste terug als een stuiterbal en viel zijwaarts op de grond waar ze bleef liggen.
Anna perste haar gezicht bijna door het gat om te zien wat er gebeurde.
‘Geef me zijn bloed en ik zal leven.’
‘Sam!’ Anna draaide zich om en klom uit de boom.
‘Pak de bijl, Anna.’
Anna pakte de bijl en hees hem op haar schouder. Met één hand duwde ze de keukendeur open. De herfstwind blies haar haren alle kanten uit.
Op de grond lag Sam. Pia schudde wild aan de schouder van het meisje, ondertussen door de telefoon krijsend om een ambulance. Ze zag niet hoe Anna de keuken binnenstapte. Ronald zag dat wel, ondanks het bloed dat van zijn wenkbrauwen drupte.
De bijl zoefde. Het blad was zwaar, zwaarder dan Anna had verwacht, en ze verloor haar evenwicht. Samen met de bijl stapte ze vooruit, waarna hij bleef steken in de stoelleuning net naast Ronalds oor. Even gebeurde er niets. Ronald leek aan de stoel genageld en ook Anna bleef gapend staan kijken in het geschokte gezicht van haar vader. Toen kwam hij in beweging. Langzaam stond hij op.
Uit alle macht trok Anna aan de steel om de bijl los te krijgen. Ronald duwde de stoel opzij en Anna liet los. Wankelend zette Ronald een stap dichterbij en Anna een naar achteren. Ze voelde de deurpost tegen haar vingers. Ze dacht er nog net aan om haar voet op te tillen zodat ze niet over de drempel zou struikelen. Daarna draaide ze zich om en rende weg. Door het gat van de schutting. De boom voorbij, de brandgang in, en verder, tot haar benen het niet meer uithielden. Met haar handen op haar knieën kwam ze puffend tot stilstand. In de verte hoorde ze de sirene van een ambulance.

Kou en honger dreven haar na twee nachten in het park weer terug naar huis. Pia en Sam zaten op de bank.
‘Sam!’ riep Anna opgelucht.
Pia trok Sam dicht naar zich toe en keek Anna vuil aan. Alsof het haar schuld was dat Sam tegen het aanrecht was geknald.
‘Anna!’ riep Sam blij. Ze wilde opstaan, maar Pia trok haar terug.
‘Blijf maar bij mij lieverd,’ zei ze beschermend.
Anna bleef bedremmeld staan. Was dit serieus? Zat er nog liefde in dat mens? Of was dit gewoon weer een manier om haar pijn te doen?
Sam bleef zitten en sabbelde op het oor van haar knuffelkonijn.
‘Hoe gaat het me je,’ vroeg Anna hees.
‘Ze heeft een hersenschudding,’ antwoordde Pia voor Sam.
‘O.’ Anna wreef met haar linkerhand over haar rechteronderarm. ‘En papa?’
‘Die ook. En vijf hechtingen.’
‘Waar is hij?’ Anna keek rond alsof hij ineens op zou duiken.
‘Hij slaapt. Je had beter niet terug kunnen komen.’
Anna schuifelde met haar voet over de vloer. ‘Ik heb honger,’ zei ze zonder haar moeder aan te kijken.
‘Je mag een boterham, maar daarna ga je weer.’
Pia’s toon weerhield Anna ervan om meer te vragen. Ze ging naar de keuken, smeerde een boterham en ging aan de tafel zitten, op de stoel met de gehavende leuning. Net voordat ze de laatste hap nam schrok ze op. Ze had gedacht dat ze groter was. Ze had gehoopt dat hij bang voor haar zou zijn na wat ze gedaan had. Maar ze voelde zich klein. En hij toornde dreigend boven haar uit. Hij zei niets.
Anna slikte hoorbaar in de stilte.
Hij liep haar voorbij. De tuin in, naar het schuurtje. Anna keek hem na. Hij kwam het schuurtje uit met een jerrycan in zijn handen.
Benzine, wist Anna.
Ronald nam de jerrycan mee naar het gat in de schutting en draaide de dop eraf.
‘Nee!’ gilde ze. Ze veerde op en rende de tuin in.
Ronald goot de benzine over de bast van de boom.
‘Nee, niet doen!’ Anna greep hem aan zijn arm vast, maar hij rukte zich los. Druppels benzine spatte in haar gezicht.
‘Grijp hem! Eet hem op!’
De takken kraakten.
Ronald stapte achteruit, weg bij de boom. Hij haalde iets uit zijn broekzak. Lucifers. De eerste werd door de wind uitgeblazen. De tweede viel brandend in de benzine. Vlammen verspreidden zich in sneltreinvaart over de grond, als een slang die zijn prooi greep, en omhulden de stam in een jas van oranje vuur.
Anna rende naar de keuken en trok als een malle de kastjes open. Ze vond een emmer en begon die te vullen. Ze kreeg de zware emmer bijna niet uit de gootsteen getild. Met twee handen sjouwde ze de emmer door de tuin. Onderweg passeerde ze Ronald die op zijn dooie gemak terug naar het huis liep. De vlammen likten inmiddels aan de takken en de boom knetterde en kermde. Anna wierp het water op het vuur. Het siste even, maar verdampte zonder het vuur te doven. Ze rende terug naar het huis en rukte aan de deur, maar die zat op slot. Achter het glas zag ze haar vader staan. Hij glimlachte.
‘Laat me erin!’
Ronald schudde langzaam zijn hoofd.
Anna draaide zich om en keek naar de boom die akelig zwart aftekende tegen de rode vlammenzee.
‘De tuinslang!’ Anna rende naar het schuurtje en vond daar tussen de verhuisdozen en de losse motoronderdelen de tuinslang. Ze koppelde hem aan het kraantje en rende met de al spuitende tuinslang naar de boom. De slang haalde het net. Ze sproeide. Sissend en rokend doofden de vlammen tot er een zacht smeulende stam overbleef. Veel takken waren afgebroken en de boom keek haar met zijn gapende mond en knoestige ogen droevig aan.  

Het duurde een hele poos voordat ze de boom weer aan durfde te raken. Zijn bast was nog warm en toen ze in zijn mond kroop brokkelden de randen van het gat onder haar vingers. Anna krulde zich op en liet de warmte in haar kruipen.
Midden in de nacht werd ze wakker. Stram stond ze op en gluurde door het gat in de stam naar het huis. Het was donker.
‘Dit is je kans Anna,’ zei de boom.
Anna haalde diep adem en balde haar vuisten.
‘Alleen jij kan zorgen dat het stopt.’
Ze klom uit de boom en sloop naar de schuur, ze knipte het lampje aan en keek rond. Er stonden er nog drie. Drie jerrycans, waarvan er ééntje gevuld was met benzine. Ze stapte over het motorblok heen dat op de grond stond en tilde de jerrycan van een plank. Ook nam ze een schroevendraaier mee.
Met de schroevendraaier tikte ze het raam van de keukendeur in en wist zo de sleutel aan de andere kant van de deur om te draaien.
‘Eerst Sam halen,’ mompelde ze. Ze zette de jerrycan op de keukentafel en ging haar boven.
‘Sam?’ Ondanks dat Anna best flink schudde, bleef haar zusje slapen. Ze tilde het slapende meisje samen met de deken op en nam haar mee de krakende trap af. Onderaan de trap bleef ze staan en luisterde. Hopelijk had haar vaders gesnurk ervoor gezorgd dat hij en Pia de trap niet hoorden.
‘Anna?’ Sam tilde haar slaperige hoofd van Anna’s schouder.
‘Stil maar, ik ben bij je. Alles komt goed.’
Sam knipperde met haar ogen en trok het oor van haar konijn uit haar mond. ‘Waar gaan we heen?’
‘Naar een vriend,’ antwoordde Anna.
Anna plaatste Sam in de boom en trok de deken strak om haar heen. ‘Ik ben zo terug. Hier is Snuf. Probeer maar te slapen.’ Daarna richtte ze zich tot de boom. ‘Bescherm haar.’ 

De jerrycan was zo leeg. Maar er zat genoeg in om een aantal meubels en de onderkant van de trap mee te begieten. Ze had een paar stoelen, het ronde tapijt, en de kussens van de bank onderaan de trap gelegd. Daarna stak ze het aan. De benzine ontvlamde gretig en het vuur verspreide zich snel over de meubels en de trap. Anna bleef een tijdje gefascineerd staan kijken. De vlammen likten aan de leuning en kropen omhoog langs het behang. Boven het knetterende vuur uit, klonk een gil. Anna keek langs de trap omhoog en zag het silhouet van haar moeder in de rook. Misschien kon ze nog iets doen, iets om ervoor te zorgen dat haar ouders het brandende huis echt niet meer uit konden. Anna rende naar buiten. Ze knipte de lamp in de schuur aan en zocht. Ze vond een grote plank, een hamer en spijkers. Daarmee barricadeerde ze de achterdeur. Ze hamerde de spijkers dwars door de plank in de deurpost.
Tevreden stapte ze achteruit en wachtte. Het licht in het huis werd steeds feller. Het vuur had zich verspreid door de woonkamer. Rook cirkelde uit de kieren van het dak alsof het huis een kookpan was die op het punt stond over te koken.
Toen ze er zeker van was dat haar ouders niet meer naar buiten zouden komen. Keerde ze terug naar de boom. ‘Sam?’ Anna duwde de bundel dekens opzij, maar haar zusje was er niet. ‘Waar is Sam?’
‘Ze liep weg.’
‘Jij moest haar beschermen!’
‘Ik heb de kracht niet, Anna. Het vuur heeft me verzwakt.’
‘Sam!’ Anna keek om zich heen. ‘Sam! Waar ben je?’ Wild draaide Anna om haar as. Nergens in het plantsoen een spoor van Sam. Ze trok aan de schuttingen van de andere huizen, maar er was er maar één waardoor Sam kon zijn gegaan. Anna rende naar het brandende huis. In het gras lag Snuf. ‘Sam!’
De ruiten waren gesprongen. Overal lag glas. Vuur en rook ontsnapten uit de openingen. Anna rukte aan de plank die ze tegen de achterdeur had gespijkerd. De keuken zag zwart van de rook, maar er was daar geen vuur. Nog niet.
Het kostte haar veel meer kracht om de plank los te trekken dan dat het haar kostte om hem vast te slaan. Maar uiteindelijk gaf hij mee. Met plank en al viel ze achterover op de grond. Ze smeet hem opzij en krabbelde overeind. Binnen enkele tellen stond ze middenin de rook. Haar mouw, waarmee ze de rook uit haar mond en neus probeerde weg te houden, zorgde nauwelijks voor verschil. Hoestend keerde ze zich weer naar de deur. En net voordat ze een stap naar buiten wilde zetten, zag ze een handje. Anna greep Sam bij beide armen en sleepte haar door de scherven en over de drempel naar buiten. In het gras schudde Anna haar heen en weer. Sam reageerde niet. Anna zag geen brandwonden. Of toch wel? De handen van Sam waren verbrand. Maar behalve dat en de krassen van het glas leek Sam ongedeerd. Anna hees Sam overeind en tilde haar naar de boom.
‘Help haar!’
‘Leg haar in mijn mond.’
Anna trok Sam in de mond en legde haar op de deken. Ze streek de haren uit Sams vuile gezicht.
‘Ze heeft teveel rook ingeademd.’
‘Waarom ging ze terug?’ jammerde Anna.
‘Ze riep om haar moeder.’
Anna slikte, haar slijm smaakte naar rook. Ze hield Sam stevig vast. ‘Ze ademt niet!’ snikte ze.
‘Het spijt me.’
Anna’s tranen maakten sporen in Sams met roet besmeurde gezicht. ‘Het spijt me,’ huilde ze.
Achter de huizen klonken sirenes, maar voor Sam was dat te laat. Anna voelde de schroevendraaier waarmee ze de ruit van de achterdeur had ingetikt nog in haar broekzak. Hij prikte in haar been. Voorzichtig, alsof ze met haar beweging Sam wakker zou kunnen maken, trok ze de schroevendraaier uit haar zak.
‘Het is nog niet te laat. Geef me kracht.’
Anna knikte. Ze verstevigde haar greep om de schroevendraaier en ramde hem zo hard als ze kon in haar pols. Nog een keer. Ze herhaalde de handeling net zo vaak dat het bloed in haar gezicht spatte en ze de kracht verloor om de schroevendraaier vast te blijven houden. Hij gleed langs haar arm tussen de natte dekens.
Anna sloot haar ogen.
De boom sloot zijn mond.

‘Durf jij hier naar binnen?’ Felix glimlachte uitdagend.
‘Natuurlijk durf ik dat!’ reageerde Rosa hopend dat het stoerder klonk dan dat ze zich voelde.
‘Ga dan!’ spoorde Felix aan.
Rosa knikte resoluut en duwde het hekwerk opzij. Felix volgde haar op haar hielen. Bij de drempel van het verbrande huis bleef ze staan. ‘Zouden ze er nog liggen?’
‘Wie? Die twee lijken van de ouders?’
‘Ja,’ antwoordde Rosa.
‘Nee, die zijn opgeruimd. Maar de kinderen zijn nooit gevonden. Ze zeggen dat ze hier nog rondspoken.’ Felix likte zijn lippen.
Rosa giechelde zenuwachtig en zette toen een stap in het zwarte karkas dat ooit een huis was.
Ze omzeilden brokstukken van meubels en puin, en gingen een onder een deurpost door die toegang gaf tot een kamer waarvan de muren nog overeind stonden. De keuken was nog bijna intact.
Rosa schuifelde over de bruine tegelvloer en keek recht omhoog naar de grijze hemel. Een rilling liep over haar rug. Ze hadden dit gisteren moeten doen, op de mooiste zomerdag van het jaar. Niet op zo’n druilerige zaterdag tegen de avondschemer. Ze liet haar hand over het keukenblad glijden.
Felix stopte zijn handen in zijn broekzakken en slenterde achter haar aan. ‘Mijn broer zat bij haar in de klas.’ 
‘Bij Anna?’ Rosa tilde een stoel op met een barst in de leuning. ‘Ze zeggen dat zij het huis heeft aangestoken.’
‘Ja, mijn broer zei dat ze een complete freak was.’
Rosa reageerde niet, ze wist goed hoe het voelde om te wensen dat je ouders dood waren. Terwijl Felix de keukenlades probeerde te openen, stapte ze de tuin in. Ze voelde haar schouders ontspannen op het moment dat ze het huis verliet. Ze baande zich door het hoge gras tot ze helemaal achteraan in de tuin kwam. Voor haar stond de grootste appelboom die ze ooit had gezien. Zijn vreemde kronkelige takken reikten op sommige plekken tot de grond, zwaar van de rode appels. Rosa kon de zoete geur al ruiken. Ze zocht de mooiste uit en plukte die. Met een grote hap van de appel in haar mond, liep ze om de boom heen. Aan de andere zijde vond ze twee knoesten in de dikke stam die wel wat van twee grote ogen weghadden en een diepe groef die wel wat leek op een mond.
‘Bedankt voor de appel,’ zei Rosa. Het sap liep langs haar kin.
‘Graag gedaan,’ zei de boom. ‘Je bent hier altijd welkom.’